Ik hoor vaak de uitspraak dat we aan het begin van een nieuw tijdperk staan. Veel mensen vinden dat het oude niet meer zo goed werkt, en voelen een radicale verandering aankomen. Wat ik interessant vind is dat toekomstbeelden van een andere, betere wereld niet altijd automatisch overeenkomen. De een ziet een grote rol voor technologie voor zich, de ander een sociale revolutie en weer een ander een bewustzijnsrevolutie. Aanhangers van deze verschillende bewegingen vervallen gemakkelijk in een onderlinge strijd. En dat is jammer. Want het lijken allemaal verschillende wegen die tot een schone, veilige en eerlijke wereld kunnen leiden, maar zijn ze wel los van elkaar te zien?
Op zijn minst aan de basis hebben de aanhangers van verandering iets wezenlijks met elkaar gemeen. Er ontbreekt iets in onze huidige samenleving, en dat voelen we allemaal. We voelen onveiligheid, onrust, eenzaamheid, gebrek aan vertrouwen. Er is crisis, chaos, machtsverschil en onrechtvaardigheid. We voelen de glijdende schaal van onze verslaving aan vooruitgang en groei, maar kunnen niet meer stoppen met het leegroven en vervuilen van onze planeet.
Ik geloof dat alle voorstanders van verandering op zoek zijn naar een mooiere wereld. In de kern zijn ze het eens: de mens moet zich verder ontwikkelen om de wereld leefbaarder te maken. We hebben een stap in onze evolutie te maken. Het is alleen de manier waarop deze menselijke ontwikkeling vorm moet krijgen waarin de verschillende stromingen verschillen.
Twee paden, twee toekomsten?
Er zijn meerdere toekomstscenario’s te benoemen, maar op dit moment ervaar ik de keuze tussen twee paden. Zo zwart-wit als ik ze beschrijf is het in werkelijkheid niet, maar zo komt het de laatste tijd wel op mij over. Nuance stel ik daarom nog even uit.
Het ene pad is de goed bewegwijzerde en verlichte zesbaans snelweg waar we als samenleving op bewegen en ook tol voor betalen. De wegwijzers navigeren ons naar Technotopia. Een wereld waar een grote rol voor technologie en wetenschap is weggelegd om de evolutie van de mens bij te sturen. De belofte van technologie is groot. We kunnen er de grenzen van het mens-zijn mee doorbreken en de onvoorspelbaarheid van de natuur ontstijgen.
Het andere pad is eeuwenoud, maar sinds de komst van de snelwegen door de meeste mensen verlaten en vergeten. Dit pad vraagt om een andere manier van reizen: zonder kaart, intuïtiever, samen. Het leidt naar wat ik Ecotopia zal noemen, hoewel deze naam voor mij niet helemaal de lading dekt. Ecotopia is een wereld waar de mens in harmonie leeft met het ecosysteem van de aarde. Het vraagt om een verschuiving van perceptie van onze rol als mens, een evolutie van bewustzijn.
Of-of of en-en?
De vraag is of het beste van deze twee werelden uiteindelijk bij elkaar komt of dat ze zo uit elkaar groeien dat ze tot twee parallelle samenlevingen leiden. Zou ik dan kunnen kiezen? Dat lijkt me niet makkelijk. Ik heb een duidelijke voorkeur voor Ecotopia, maar ik behoor niet tot de groep mensen die technologie volledig afzweert. Ik gebruik een smartphone, rij auto, maak dankbaar gebruik van medicijnen als dit nodig is, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Ook geeft technologie me meer mogelijkheden om mezelf te uiten. Het versterkt bovendien mijn creatieve kant (fotografie en fotobewerking). En wat ik ook waardevol vind is dat internet en social media mij in contact brengen met gelijkgestemden uit andere delen van de wereld.
Tegelijkertijd zie ik ook dat technologie ons leven nu wel heel sterk beïnvloedt. Smartphone, social media en internet zijn naadloos geïntegreerd met onze levens. Eerder onlife dan online.
Kan je nu spreken van een verslaving of zijn we het nieuwe type mens geworden waarover Ray Kurzweil jaren geleden al zo enthousiast schreef; de transhumaan?
Nieuw type mens of niet, ik zie ook dat het onze destructieve gedrag versterkt, en dat de ethische vragen bij (nieuwe) technologie vaak niet gesteld worden. Reden voor mij om me wat meer te verdiepen in de belofte en de vloek van technologie, zodat ik (en jij) het bewust kan omarmen of afwijzen.
De belofte van technologie
De belofte van technologie is groot. We kunnen het inzetten voor comfort, vermaak, efficiëntie en het kan ons helpen om antwoorden te vinden op allerlei prangende vraagstukken. Zo zetten we het bijvoorbeeld nu al in om onze wereld veiliger te maken: controleren en onder controle te houden. Meters, apps en data kunnen bijvoorbeeld onze gezondheid, welzijn en omgeving in de gaten houden. Veel van deze toepassingen zijn nu nog gadgets, maar stel je voor dat we ze veel wijder gaan verspreiden – misschien verplichten zoals sommige politici opperen – zou er dan niet veel minder ziekte, pijn en verlies zijn?
Hoe technologie al onze problemen zou oplossen
Begin jaren 90, toen ik net van school kwam, stemde de belofte van technologie me optimistisch. Technologie had ons al veel gebracht. Onder technologie versta ik dan alle door mensen gemaakte dingen zoals apparaten, computers, digitale netwerken en genetische gemodificeerd voedsel, maar ook gereedschap, huizen, kleding, wegen en auto’s. Nog meer nieuwe ontwikkelingen zouden – hand in hand met de wetenschap en onze allerslimste mensen – al die vreselijke ziekten de wereld uit gaan helpen en een oplossing bieden voor honger, milieuvervuiling en ongelijkheid. Het was de reden waarom ik moleculaire biologie ging studeren. Innovaties zouden ook de manier waarop we ons voedsel en spullen produceren radicaal gaan veranderen. Het zou al onze problemen kunnen oplossen en ging er bovendien voor zorgen dat we meer vrije tijd zouden krijgen. Robots zouden ons grotendeels bevrijden van werk.
De vloek van technologie
Veel van die beloftes zijn niet waargemaakt. Ja, er is mooie technologie ontwikkelt, maar kijk ook naar hoe de wereld eraan toe is. Technologie heeft ons leven flink veranderd, maar op een andere manier dan ik had verwacht.
Van naïef optimisme naar twijfel
Mijn optimisme over technologie is flink getemperd. Nu denk ik dat het naïef was om te denken dat technologie al onze problemen zou kunnen oplossen. Want uiteindelijk staat technologie niet op zichzelf. Het gaat erom hoe mensen, organisaties en overheden het toepassen. Laten we eerlijk zijn, de aarde is er slecht aan toe door de manier waaróp we technologie gebruiken. We ontginnen olie, metalen en mineralen dankzij technologie, maar weten hierin geen grenzen te stellen. We bouwen huizen en fabrieken, maken meer spullen dan we nodig hebben, we rijden auto en vliegen naar mooie vakantieoorden. Deze welvaart voelt comfortabel, en tegelijkertijd vergiftigen we de aarde en onszelf met ons afval. Sommige mensen zullen hierop antwoorden dat technologie ook dat probleem zal oplossen. Oké, we willen dus technologie gebruiken voor het oplossen van problemen die andere technologie veroorzaakte.
Misschien krijg je nu de indruk dat ik technologie de schuld geef van al onze problemen, dat technologie ‘slecht’ is, maar zo zwart-wit kijk ik niet naar technologie. Ik denk wel dat we het ongelimiteerde vertrouwen in technologie een beetje mogen temperen, zolang we niet eerst naar ons eigen gedrag hebben gekeken en naar de meer-sneller-groter-en-hoger mindset die dit gedrag in stand houdt. Dat betekent niet dat ik me schaar bij de mensen die de mens de schuld geven van alles (omdat deze inherent slecht is), en ik schaar me ook niet bij de mensen die alles verheerlijken wat natuurlijk is.
Doorslaan in twijfel: alles verheerlijken wat natuurlijk is
De twijfel rondom technologie is niet alleen iets van deze tijd. Al in de tijd van de oude Chinese filosoof Xun Zi (ongeveer 300 jaar voor christus) werd er terugverlangd naar een natuurlijker wereld. Michael Puett en Christine Gross-Loh beschrijven in het boek De Weg hoe hij zich duidelijk uitliet over de gevaren van een blinde aanbidding van de natuur.
Xun Zi vond het vermogen van de mens om patronen en orde in de wereld aan te brengen iets gunstigs. Daardoor lieten we een tijd achter ons waarin mensen ‘s-winters doodgingen van de kou omdat ze geen kleding, voedsel of onderdak hadden. Als we dat dan al zo vroeg in het bestaan van de mensheid deden, is dan niet alles wat de mens doet kunstmatig? Daar kan je over discussiëren, maar ik snap wel waarom Xun Zi blinde aanbidding gevaarlijk vindt. Als we daardoor in discussies terechtkomen over wat natuurlijk dan wel kunstmatig is, dan vergeten we ons menselijke vermogen om te leren. te creëren en te vernieuwen.
Ja, we hebben problemen in de wereld veroorzaakt, maar ook net zo vaak verbetering gebracht in wat er van nature bestaat. Hij zou tegen ons zeggen dat we met dit prachtige menselijke vermogen moeten leren omgaan. Dat we daarmee een verantwoordelijkheid hebben voor de wereld om ons heen. Xun Zi zou zeggen dat beide partijen – degenen die technologie romantiseren en degenen die technologie demoniseren – niet goed begrijpen hoe we met kunstmatigheid moeten omgaan.
Eindeloze technologische innovatie is het punt niet; waar het om gaat is wat we ermee doen en hoe we er in elke specifieke situatie op voortbouwen. Wanneer we begrijpen wat we hebben gedaan, kunnen we nieuwe wegen inslaan.
Michael Puett (citeert Xun Zi)
Kritisch nadenken over technologie ontbreekt
De schrijvers van de TrendRede schreven in 2014 al: “De grootste uitdaging die we als mensheid hebben is geen technische. Het gaat om mindset en toepassing.” Kunnen we technologie dan als neutraal bestempelen? Dit gebeurt wel vaak. Ontwerpers en ingenieurs vallen vaak terug op de stelling dat zij technologie slechts ontwikkelen, en niet bepalen hoe die wordt gebruikt. De Vlaamse filosofe Katleen Gabriels is het hier niet mee eens. Wie technologie ontwerpt, zegt zij, vermengt meningen en voorkeuren in het ontwerp. Vaak is dat onbewust, en soms ook bewust om een commercieel of politiek doel te dienen.
Ontwerp van technologie is niet neutraal
Een van de voorbeelden die ze vaak aanhaalt, gaat om de automatische kranen in openbare toiletten. Je hoeft je handen maar voor de sensor te houden en ze gaan stromen. Heel hygiënisch. Tot een paar zwarte mannen in een filmpje lieten zien dat het met hun handen niet werkt. De sensor van de kraan reageerde alleen op blanke handen. Dat is niet bewust zo ontworpen natuurlijk, maar het geeft wel aan hoe een ontwerper een deel van zichzelf in het ontwerp verweeft. Een ontwerp is nooit neutraal.
Een ander voorbeeld is dat van de ontwerper van de iPhone, Tony Fadell. Sinds dat hij zelf vader is geworden kijkt hij anders tegen zijn uitvinding aan. Hij twijfelt of hij daarmee wel goed heeft gedaan. Toen hij in de twintig was heeft hij de iPhone “vooral voor zichzelf ontwikkeld”. Als veertiger met tienerkinderen ziet hij de schadelijke effecten. Of neem Chris Wetherell, de uitvinder van de retweetknop bij Twitter. Hij vergelijkt die knop nu met een geladen wapen in de handen van een vierjarige. Hij dacht met zo’n knop de stem van minderheden harder te kunnen laten klinken, maar de knop zwengelt juist polarisatie en heksenjachten aan. Iets vergelijkbaars gebeurde met het covid-vaccin en de introductie van de QR-code.
De impact van technologie reikt dus verder dan waar het in eerste instantie voor ontwikkeld is. Het beïnvloedt de samenleving vaak op manieren die de wetenschappers en ontwerpers niet hebben voorzien.
Gevaar voor verliezen van onze menselijkheid?
Als sociaal professional, en ook als moeder, zou ik graag wat meer aandacht voor de ethische en sociale kanten van digitalisering zien. De Franse filosoof Éric Sadin waarschuwt voor verregaande digitalisering. Volgens hem zijn we nu al in een ‘collectief isolement’ beland. ‘Samenleven op afstand’ noemt hij het, waarbij we volgens hem een deel van onze menselijkheid verliezen. We voelen ons volgens Sadin niet gezien in de echte wereld, maar wel geliked en geliefd aan de andere kant van het scherm.
De hele wereld als silent disco. Iedereen in zijn eigen bubbel. Technologie geeft ons het gevoel dat we niemand anders nodig hebben.
Éric Sadin
Het is heel fijn dat technologie ons toegang geeft tot kennis en gemak, maar het maakt het tegelijkertijd heel makkelijk om je terug te trekken uit de samenleving. Hebben we in de lockdowns niet juist ervaren dat we wegkwijnen zonder het echte, fysieke contact? En wat doet het met de relatie tussen mens en aarde? Worden we door een steeds verdergaande fysieke scheiding niet steeds banger van de natuurlijke ritmes en ‘het leven’ zelf?
Denk ook aan virtual reality dat steeds verder doorontwikkelt. Het metaverse bestaat al en met je avatar – je alter ego – hoef je de deur niet meer uit om avontuur te beleven, relaties te vinden en te onderhouden. “Tamagotchi-kinderen“, virtuele kinderen die met je knuffelen en spelen, kunnen je zelfs de ervaring van het ouderschap geven. De reguliere media prijzen deze kinderen aan als een oplossing voor eenzaamheid, overbevolking en klimaatverandering. Is dit nou echt de beste oplossing die we kunnen bedenken voor onze problemen? Ons terugtrekken in virtuele werelden?
Net als Charles Eisenstein in zijn recente essay (transhumanism and the Metaverse) weet ik duidelijk:
“Dat is niet mijn toekomst. En ik ben niet de enige die minder in mijn hoofd wil leven, dichter bij de aarde, minder in de virtuele wereld en meer in de fysieke relatie, dichter bij mijn bronnen van voedsel, meer ingebed in plaats en gemeenschap.”
Charles Eisenstein
Mijn grootste zorg is dat we als mens ooit die keuze moeten maken voor of tegen Technotopia. Dat we min of meer gedwongen worden om ‘slimme’ algoritmes en QR-codes ons leven te laten bepalen. Algoritmes als poortwachter naar bewegingsvrijheid, vrijheid van meningsuiting, informatie, een woning, een baan, een inkomen? Zeg niet dat het zover niet zal komen, want het is er al. Omdat het veiliger is, beter controleerbaar, omdat we elkaar zo niet kunnen besmetten met allerlei virussen en niet worden blootgesteld aan de onvoorspelbaarheid en de alternatieve waarheden van andere mensen. Wat als je dan kiest voor Ecotopia – en het koesteren van verbinding met onze innerlijke natuur, de natuur buiten ons en elkaar – wordt je dan als gevaar gezien voor de samenleving?
We hebben een keuze
Een scheiding tussen mens en natuur, maar ook tussen technologie en natuur levert problemen op. Voor de aarde maar ook voor de mens. Het laat zich nu al zien als fysieke en emotionele problemen. Allergieën, burn-out, stress, overprikkeling, depressie, verslaving .. wordt dat niet alleen maar meer als we op de zesbaans snelweg richting Technotopia blijven reizen? Ik zie niet hoe we kunnen ontsnappen aan de problemen van deze tijd als we ons in een geconditioneerde, sterk gecontroleerde, wellicht uiteindelijk virtuele wereld verstoppen.
We kunnen ook andere routes kiezen. Dat betekent niet dat we terug hoeven naar karrensporen en het reizen met paard en wagen. Ecotopia betekent voor mij niet een scheiding tussen mens en technologie. Net als Xun Zi, geloof ik dat we in wezen als mens altijd verbonden geweest zijn met technologie. In de evolutie die we als mens hebben doorgemaakt heeft technologie ons veel kracht en macht gegeven die we destructief en constructief kunnen inzetten. Daar zit voor mij ook de echte volgende stap in de evolutie. Dat we ons bewust worden van onze rol als mens in het geheel. Dat we technologie niet gaan inzetten om de natuur te ontstijgen, te controleren of te overwinnen, maar dat we het toetsen op hoe het bijdraagt aan de vitaliteit en diversiteit van levende systemen. Technologie die niet meer tegenover de natuur staat, maar ermee samenwerkt.
“We kunnen ook kiezen voor een ander soort vooruitgang, een ander soort technologie.”
Charles Eisenstein
Ecotopia: een ander soort vooruitgang
Hoe zou dat er dan uit kunnen zien?
Steden en dorpen kunnen we herontwerpen naar regeneratief design, in lijn met de ecologische systemen waar we deel van uitmaken. Ons voedsel kunnen we dicht bij huis produceren, vervoer kunnen we delen en schoner maken, energie kunnen we lokaal produceren. In onze ontwerpen kunnen we schoonheid, natuur en sociaal (fysiek) contact herwaarderen, omdat we weten dat een mens daarvan gaat groeien en bloeien.
We kunnen de markt een minder grote rol geven. Bijvoorbeeld social media netwerken als Facebook van de markt afhalen, zodat de algoritmes niet meer maximaal onze aandacht proberen vast te houden (om zo advertentie-inkomsten te verdienen). En als we dan toch onze data willen verkopen, dan in eigen beheer. Misschien kunnen we er zelfs wel een basisinkomen aan koppelen, zoals Amit Pradhan voorstelt. We kunnen het prestatiemodel en onze meetinstrumenten uit ons onderwijs halen, zodat onze kinderen niet worden uitgeput en klaargestoomd, maar dat ze hun creativiteit leren inzetten om de wereld mooier te maken.
En in onszelf kunnen we die creativiteit ook weer toelaten. Door vragen te stellen als ‘Wie zijn wij?’ ‘Wat is de rol van de mens hier op aarde?’ Hoe kan de mensheid bijdragen aan een mooiere wereld?’ ‘Hoe kunnen we samen een wending geven aan de weg die we zijn ingeslagen?’
Zouden voorstanders van verandering zich niet moeten verenigen rondom dit soort vragen?